- lie
- n. leugen--------n. ligging, plaats; leugen--------v. liegen, een leugen vertellen; oplichten; voor de gek houden--------v. liggen; rusten; zich thuisvoelen; zijnlie1[ laj] 〈zelfstandig naamwoord〉1 leugen2 〈voornamelijk enkelvoud〉ligging ⇒ situering, positie3 leger ⇒ (vaste) lig/schuilplaats 〈van dier〉♦voorbeelden:1 she lived a lie • haar leven was één grote leugentell a lie • liegen2 〈Brits-Engels〉 the lie of the land • de natuurlijke ligging van het gebied/stuk grond; 〈figuurlijk〉de stand van zaken¶ give someone the lie (in his throat/one's teeth) • iemand van een leugen beschuldigengive the lie to • weerleggen→ whitewhite/————————lie2I 〈onovergankelijk werkwoord; lied, lying〉1 liegen ⇒ jokken♦voorbeelden:1 you lied to me • je loog tegen mijII 〈overgankelijk werkwoord〉1 door liegen in een bepaalde positie brengen♦voorbeelden:1 lie oneself into trouble • zich door leugens in de nesten werkenlie oneself out of something • zich ergens uit liegen————————lie3〈werkwoord; lay [lee], lain [leen], lying〉1 (plat/uitgestrekt/vlak) liggen ⇒ rusten2 (begraven) liggen ⇒ rusten3 gaan liggen ⇒ zich neerleggen4 zich bevinden 〈op een plaats/in een toestand〉 ⇒ liggen, gelegen/gesitueerd zijn5 〈juridisch〉ontvankelijk zijn♦voorbeelden:1 lie ill • ziek in/te bed liggenlie asleep • liggen te slapen〈voornamelijk Brits-Engels; slang〉 lie doggo • zich schuil/koest/gedeisd houden2 here lies … • hier ligt/rust …3 lie back • achteroverleunen4 lie in ambush • in een hinderlaag liggenlie at the mercy of • overgeleverd zijn aanlie in ruins/in the dust • in puin liggenlie dormant • sluimerenlie fallow • braak liggenlie heavy • zwaar op de maag liggen; (zwaar) op het geweten drukken, dwars zittenlie at anchor/its moorings • voor anker liggen, vastliggenmy sympathy lies with … • mijn medeleven/sympathie gaat uit naar …5 action will lie • er zal tot vervolging worden overgegaan¶ 〈figuurlijk〉 I don't know what lies in store for me • ik weet niet wat me te wachten staat
English-Dutch dictionary. 2013.